Artikel 57 van de Wet van 30 maart 1976 bepaalt het volgende:
§ 1
Niettegenstaande alle strijdige wettelijke, reglementaire en contractuele bepalingen, met inbegrip van deze bedongen in de op het ogenblik van het in werking treden van deze wet bestaande contracten en niettegenstaande de op deze datum toegepaste prijzen, is elke formule van indexatie van de industriële en/of commerciële prijzen, van de tarieven en de parameters van prijzenfluctuatieformules in functie van het indexcijfer van de consumptieprijzen, of van enig ander indexcijfer, verboden.
Elk beding of elke toepassing strijdig met dit verbod is van rechtswege nietig.
§ 2
De contracten mogen slechts prijsherzieningsbedingen bevatten in de mate dat deze toepasselijk zijn tot een bedrag van maximum 80 pct. van de eindprijs en voorzover ze verwijzen naar parameters die de reële kosten vertegenwoordigen; ieder parameter is alleen toepasselijk op dat gedeelte van de prijs dat beantwoordt aan de kosten die het vertegenwoordigt. De Minister van Economische Zaken kan niettemin, per sector van het toegelaten maximum afwijken.
§ 3
De bepalingen van de §§ 1 en 2, zijn van toepassing op:
– de toekomstige contracten;
– de toekomstige gevolgen van de op het ogenblik van het in werking treden van deze wet bestaande overeenkomsten.
Ze zijn niet van toepassing op de huurprijzen, de wedden, lonen, sociale bijdragen of uitkeringen en op de emolumenten en honoraria die betrekking hebben op prestaties geleverd door de beoefenaars van vrije beroepen.
Op grond van deze bepaling zijn de clausules die voorzien in een automatische indexatie van prijzen op basis van een koppeling aan bijvoorbeeld de index van gezondheid- of consumptieprijzen volstrekt nietig. Rechtbanken of arbitrale colleges dienen deze nietigheid in principe zelf op te werpen aangezien wordt aangenomen dat deze bepaling van openbare orde is.
Helaas dient vastgesteld te worden dat dergelijke (nietige) clausules nog erg vaak voorkomen in commerciële contracten, zoals consultancy- of managementovereenkomsten.
Partijen die toch in hun contract willen vastleggen dat afgesproken prijzen periodiek zullen worden herzien hebben, kort gesteld, volgende opties:
(i) Zij kunnen opteren voor een zogenaamde “prijsherzieningsclausule”. Dergelijke clausule komt erop neer dat 80% van de basisprijs kan worden herzien op basis van parameters die een reële stijging van kosten vertegenwoordigen, bv. de evolutie van grondstofprijzen of arbeidskosten. Met andere woorden blijft 20% van de basisprijs steeds ongewijzigd en kan de resterende 80% enkel verhoogd worden mits bewijs van stijging (of daling) van een concrete parameter. Hiervoor kunnen bv. de data gepubliceerd door de FOD Economie (zie Prijsherzieningsindexen | FOD Economie) nuttig zijn.
(ii) Er kan worden overeengekomen dat één van de partijen bij wijze van “partijbeslissing” haar prijzen mag aanpassen, waarbij dan vaak wordt afgesproken dat de prijs niet meer dan met een bepaald percentage per jaar mag verhogen.
(iii) Partijen kunnen overeen komen dat zij de prijzen in onderling overleg zullen aanpassen. Dit laatste is wellicht de makkelijkste oplossing maar betekent de facto dat een mogelijke discussie door partijen voor zich uit wordt geschoven.
De Wet van 30 maart 1976 heeft tot recent het voorwerp uitgemaakt van voorstellen tot aanpassing (zie o.a. Voorontwerp van wet inzake prijsindexeringsclausules | Revue de Droit commercial) doch blijft tot op heden in voege. Gezien de potentieel verstrekkende gevolgen van de nietigverklaring van een indexatieclausule houden ondernemers tot nader orde maar beter rekening met deze wetgeving.
Timothy Van de Gehuchte
t.vandegehuchte@portelio.be